Meerdere vrouwen hebben de afgelopen jaren melding gemaakt van verkrachtingen in een woning in Den Haag.
Deze slachtoffers dachten online afspraken te hebben gemaakt, soms van seksuele aard, met andere vrouwen. Bij aankomst werden ze echter geconfronteerd met twee andere personen. De twee vrouwen en een man uit Den Haag staan in hoger beroep terecht en worden ervan verdacht de slachtoffers te hebben gedrogeerd en verkracht.
Het hoger beroep betreft vier slachtoffers, wier aangiftes vergelijkbaar zijn. Ze hadden online contact met een vrouw en ontmoetten haar bij haar thuis. Daar bleek echter minstens één andere persoon aanwezig te zijn, zoals de vriend van de vrouw of een vriendin van het stel, die de verdachten zijn.
De slachtoffers kregen drankjes aangeboden en voelden zich al snel niet meer in staat hun grenzen duidelijk aan te geven. Sommigen verloren zelfs het bewustzijn. Ze herinnerden zich niet alles wat er daarna gebeurde, maar wisten wel dat ze seks hadden gehad waar ze zich niet tegen konden verzetten. Soms was er fysiek letsel dat duidde op verregaande seksuele handelingen. Bij een huiszoeking werd een wijnfles met GHB aangetroffen.
Het Openbaar Ministerie verwijt de verdachten dat ze de slachtoffers opzettelijk hebben misleid om seks te hebben. Door hun numerieke overwicht en onaangekondigde aanwezigheid van een man hebben ze psychische druk uitgeoefend, wat juridisch als dwang kan worden gezien.
In 2022 sprak de rechtbank de verdachten vrij van verkrachting wegens onvoldoende bewijs, maar veroordeelde hen wel tot gevangenisstraffen van zes maanden voor vuurwapenbezit en GHB-bezit. Het OM ging tegen deze uitspraak in hoger beroep en stelt dat de verklaringen van de slachtoffers in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd.