Een autobedrijf uit Assen heeft te laat een vordering ingediend voor de verkoopprijs van een Mercedes SL uit 1957, waardoor het geen recht meer heeft om €155.000 te eisen van de koper.
Dit heeft de rechtbank Oost-Brabant bepaald, nadat de verjaringstermijn van twee jaar was verstreken.
Levering van de auto en betwisting van de betaling
Het autobedrijf leverde op 20 september 2018 een Mercedes SL aan een autoverzamelaar uit Heeswijk-Dinther. Volgens het bedrijf is de koper de afgesproken verkoopprijs van €155.000 echter nooit nagekomen. De koper, die het voertuig contant zou hebben betaald, betwist deze claim en stelt dat de waarde van de auto tussen de €50.000 en €60.000 ligt. Hij beweert bovendien dat hij de auto destijds heeft betaald en dat er geen sprake kan zijn van een hoger bedrag.
Verjaringstermijn bij consumentenkoop
De belangrijkste vraag voor de rechtbank was of de vordering van het autobedrijf binnen de wettelijke termijn was ingediend. Volgens het autobedrijf zou een langere termijn gelden omdat de koper ook als ondernemer actief is in de handel van auto’s. De rechter oordeelde echter dat de zaak in dit geval betrekking had op een aankoop als privépersoon, wat betekent dat de regels voor consumentenkoop van toepassing zijn.
Bij consumentenkoop moet de koopprijs binnen twee jaar na levering worden opgeëist. In dit geval was de levering van de auto op 20 september 2018, wat betekende dat de vordering uiterlijk op 20 september 2020 moest worden ingediend. Het autobedrijf wachtte echter bijna zes jaar, waardoor de verjaringstermijn verstreken is.
Geen betaling meer vereist
Doordat de verjaringstermijn verstreken is, heeft het autobedrijf geen recht meer om de resterende koopprijs op te eisen, ongeacht of de koper destijds het volledige bedrag betaald heeft of niet. De rechtbank wees de vordering van het autobedrijf dan ook af, waardoor de koper niet hoeft te voldoen aan de eis om €155.000 te betalen.