Centrale Raad van Beroep: Politieagente die appje stuurde mag niet worden ontslagen

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft vandaag geoordeeld dat een politieagente niet mag worden ontslagen. De agente werd ontslagen wegens het schenden van de ambtseed en het niet melden van haar relatie met een collega. De CRvB oordeelt dat het inzien van de privé-telefoon van de agente onrechtmatig was en dat de gegevens die daaruit zijn verkregen niet mogen worden gebruikt voor het ontslag.

De agente was ontslagen wegens het schenden van de ambtseed. Ze had vertrouwelijke politiegegevens via WhatsApp gedeeld met een journalist. Ook had ze haar relatie met een collega niet gemeld bij de leidinggevende. De korpschef oordeelde dat dit reden was om de agente te ontslaan.

De CRvB oordeelt echter dat het inzien van de privé-telefoon van de agente onrechtmatig was. De agente had alleen toestemming gegeven om haar privé-telefoon in te zien in verband met een onderzoek naar ongewenst gedrag door haar leidinggevende. De gegevens die uit andere WhatsApp-gesprekken naar voren zijn gekomen, zoals de gesprekken met een journalist en met een collega, zijn onrechtmatig verkregen. Het inzien van die gegevens was niet noodzakelijk om inzicht te krijgen in het ongewenst gedrag van haar leidinggevende.

De CRvB oordeelt ook dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag een te zware straf is voor de overgebleven gedragingen. De korpschef had de agente eerst de gelegenheid moeten bieden om haar functioneren en gedrag te verbeteren.

De korpschef moet een nieuwe beslissing nemen. Het is aan de korpschef om zo nodig nog nader onderzoek in te stellen of een passende keuze te maken uit de andere mogelijkheden van bestraffing. De korpschef moet bij die nieuw te nemen beslissing rekening houden met deze uitspraak van de CRvB.

De uitspraak van de CRvB is een belangrijke uitspraak voor politieagenten. Het oordeelt dat politieagenten niet zomaar kunnen worden ontslagen wegens het schenden van de ambtseed. De CRvB oordeelt ook dat politieagenten eerst de gelegenheid moeten krijgen om hun functioneren en gedrag te verbeteren.