In de Amerikaanse staat Alabama is donderdagavond de 54-jarige Anthony Boyd geëxecuteerd met stikstofgas, een omstreden methode die al langere tijd ter discussie staat vanwege het risico op ernstig lijden.
Boyd werd in 1993 veroordeeld voor betrokkenheid bij de moord op een man die levend werd verbrand vanwege een drugsschuld van 200 dollar.
De executie vond plaats in de staatsgevangenis van Atmore, waar Boyd sinds 1995 in de dodencel zat.
Tijdens zijn laatste woorden verklaarde hij onschuldig te zijn. “Ik heb niemand vermoord. Ik heb niet deelgenomen aan het vermoorden van iemand,” zei hij vlak voordat het gas werd toegediend. Hij gebruikte zijn laatste minuten ook om kritiek te uiten op het Amerikaanse rechtssysteem en sloot af met de woorden: “Let’s get it.”
Boyd was niet alleen bekend als terdoodveroordeelde, maar ook als voorzitter van Project Hope to Abolish the Death Penalty, een organisatie die vanuit de dodencel strijdt tegen de doodstraf. Zijn executie is de tweede in de VS waarbij stikstofgas is gebruikt. Critici, waaronder mensenrechtenorganisaties en medische experts, waarschuwen dat de methode tot extreme pijn en verstikking kan leiden en daarmee in strijd is met het verbod op wrede en ongewone straffen.
De autoriteiten in Alabama verdedigen de inzet van stikstofgas als een “snelle en humane” manier van executie, maar getuigen en advocaten van terdoodveroordeelden betwisten dat beeld. Zij pleiten voor een nationaal moratorium op deze vorm van uitvoering totdat er meer duidelijkheid is over de medische en ethische gevolgen.
Met de executie van Boyd laait de discussie over de doodstraf in de Verenigde Staten opnieuw op, vooral nu steeds meer staten alternatieve methoden onderzoeken vanwege tekorten aan dodelijke injectiemiddelen en juridische obstakels rond bestaande protocollen.

