Het gerechtshof Den Haag heeft een vrouwelijke Syriëganger uit Gouda veroordeeld voor haar medeplichtigheid aan deelneming aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen van terroristische misdrijven, in samenwerking met haar echtgenoot.
Het hof heeft een gevangenisstraf opgelegd van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Het hof oordeelt dat het niet bewezen is dat de verdachte betrokken was bij een vrouwelijke strijdgroep van Islamitische Staat (IS). Hierdoor is de opgelegde gevangenisstraf lager dan de 8 jaar die door het Openbaar Ministerie werd geëist. Met het oog op het voorkomen van recidive heeft het hof ook enkele dadelijk uitvoerbare voorwaarden opgelegd gedurende de proeftijd, waaronder locatieverboden en de verplichting tot medewerking aan elektronisch toezicht.
De vrouw was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank was van mening dat medeplichtigheid niet bewezen kon worden en nam aan dat zij de feiten op eigen initiatief had gepleegd.