Milde straffen geëist tegen zakenman en ex-medewerker ABN AMRO voor witwassen miljoenen

Justitie heeft celstraffen geëist tegen een zakenman en ex-medewerker van ABN AMRO voor het witwassen van miljoenen euro’s.

In de rechtbank van Zwolle stonden vandaag twee verdachten terecht, een zakenman en een voormalig medewerker van ABN AMRO Bank, wegens verdenking van witwassen. De 75-jarige zakenman uit Laren wordt ervan beschuldigd meer dan 2 miljoen euro te hebben witgewassen, terwijl de 69-jarige oud-medewerker van de bank wordt verdacht van het witwassen van ruim 1,4 miljoen euro. Daarnaast worden beide verdachten beschuldigd van belastingfraude en oplichting van ABN AMRO, die zich als benadeelde partij bij het onderzoek heeft gevoegd, gedurende de periode van 2001 tot en met 2019. Het OM stelt dat de verdachten respectievelijk meer dan 600.000 euro en meer dan 285.000 euro hebben opgelicht.

Het onderzoek naar de zaak werd geïnitieerd door het zogenaamde DCC-project van de Belastingdienst, dat zich richt op betalingen in Nederland met buitenlandse debet- en creditcards. Het doel van het project is het opsporen van verhuld vermogen van Nederlanders in het buitenland en het terugvoeren ervan naar de Nederlandse schatkist. In dit specifieke geval werd ontdekt dat de verdachten gebruikmaakten van creditcards uitgegeven op Cyprus, waarmee voornamelijk contante geldopnames werden gedaan in Nederland en Spanje. Het OM stelt dat door het gebruik van buitenlandse rekeningen en creditcards de identiteit van de kaarthouders werd afgeschermd en de omvang en aard van de gelden werden verborgen voor de Nederlandse (belasting)autoriteiten.

Tijdens het onderzoek door de FIOD kwam naar voren dat het bedrijf van de 75-jarige verdachte onder andere licenties ontwikkelde en hiervoor licentievergoedingen ontving van grote klanten. De 69-jarige verdachte werkte als inkoopmanager bij ABN AMRO, dat een van de belangrijkste klanten van het bedrijf was. Uit het onderzoek bleek dat beide verdachten tijdens hun zakelijke transacties buitenlandse creditcards gebruikten, hoewel zij verklaarden dat alle betalingen plaatsvonden binnen Nederland. Deze transacties werden echter niet teruggevonden in de aangiften inkomstenbelasting van de verdachten. De officier van justitie benadrukte het belang van een duidelijke administratie en uitleg bij het legaal ontvangen van inkomsten, wat in dit geval ontbrak.

Het OM eist een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, evenals een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur tegen de 75-jarige verdachte. Daarnaast vordert de benadeelde partij, ABN AMRO, een bedrag van 200.000 euro van de verdachte. Voor de 69-jarige verdachte eist het OM een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf van 340 uur. De ABN AMRO vordert  316.000 euro van deze verdachte. Laatstgenoemde eis is hoger, omdat de verdachte in dienst was bij de benadeelde partij en dus ook het vertrouwen van zijn voormalige werkgever heeft geschonden. Beide strafeisen zijn onderdeel van de gemaakte procesafspraken tussen het OM en de verdediging van de verdachten. Zo kunnen verdachten geen verweer voeren tegen de tenlastegelegde feiten en doen zij afstand van hoger beroep.

De officier van justitie beschouwt de strafeis als mild, onder andere vanwege het tijdsverloop sinds de huiszoekingen. Bovendien hebben de verdachten overeenstemming bereikt met de Belastingdienst en de ABN AMRO over betalingsregelingen. Het is echter belangrijk op te merken dat de rechtbank niet gebonden is aan deze afspraken. Indien de rechtbank ermee instemt, zal dit aanzienlijk bijdragen aan een efficiënte afhandeling van de zaak. Dit zou resulteren in een verkorte duur van de inhoudelijke behandeling en er zal geen hoger beroep worden ingesteld.