Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de rechtbank gevraagd een verdachte die in Utrecht een man heeft doodgeschoten, geen straf op te leggen.
Op 30 mei 2019 vond rond 19.30 uur een opstootje plaats in de Kanaalstraat. De verdachte, een 35-jarige man uit Amersfoort, krijgt hierbij naar eigen zeggen een klap van het latere slachtoffer. Hij verklaart later dat de aanleiding voor de ruzie uitgeleend geld en drugs zou zijn. De politie komt ter plaatse maar omdat niemand aangifte wil doen worden er geen verdere stappen genomen.
Rond 21.15 uur diezelfde avond staat de verdachte iets verderop in de straat voor een horecazaak als er een auto aangereden komt. Er stapt iemand uit en dat blijkt de man te zijn met wie de verdachte eerder ruzie had. Het latere slachtoffer komt met een groot mes op de verdachte af lopen. De man trekt een vuurwapen en vuurt een kogel af. Slachtoffer en verdachte zijn dan op korte afstand van elkaar, zo blijkt uit getuigenverklaringen en forensisch onderzoek. Ondanks verwoede pogingen van hulpverleners om het leven van de Utrechter te redden, overlijdt hij kort daarna.
De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. Hij stelt dat hij in paniek raakte en handelde uit zelfverdediging en geen vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. Justitie gaat hier in mee en stelt dat er voor de verdachte een onmiddellijk dreigend gevaar bestond, dat hij geen mogelijkheid had om te vluchten en dat hij niet de tijd had om eerst te dreigen met het wapen voordat hij er mee schoot. Het lossen van het schot moet daarom als noodweer beschouwd worden.
De verdachte is in de visie van het Openbaar Ministerie schuldig aan doodslag, maar is door het succesvolle beroep op noodweer hiervoor niet strafbaar. Daarvoor vraagt justitie om ontslag van alle rechtsvervolging. Wel eist de officier een jaar cel voor verboden wapenbezit. De rechter doet binnenkort uitspraak.