Purdue Pharma en de miljardairsfamilie Sackler moeten 7,4 miljard dollar (7,1 miljard euro) betalen vanwege hun rol in de Amerikaanse opiatencrisis.
Dit is onderdeel van een nieuwe schikking die, als deze wordt goedgekeurd door de rechter, voorziet in financiële compensatie voor getroffen gemeenschappen en verslavingszorg.
De Sackler-familie, voormalig eigenaar van Purdue Pharma, wordt ervan beschuldigd de opiatencrisis te hebben verergerd door de agressieve marketing en verkoop van OxyContin, een krachtig en verslavend pijnstillend middel. Het middel wordt vergeleken met heroïne en heeft volgens gezondheidsdiensten een grote rol gespeeld in een crisis die in de VS al meer dan een half miljoen doden heeft geëist.
De schikking, getroffen met openbare aanklagers uit vijftien Amerikaanse staten, stelt dat de familie Sackler 6,5 miljard dollar moet betalen, terwijl Purdue zelf 900 miljoen dollar bijdraagt. Een eerdere schikking van 6 miljard dollar werd afgekeurd door het Amerikaanse hooggerechtshof, omdat deze de familie zou beschermen tegen verdere rechtszaken. In de nieuwe overeenkomst is vastgelegd dat de Sacklers geen zeggenschap meer mogen hebben over Purdue en een verbod krijgen op de verkoop van opiaten.
Het geld uit de schikking wordt ingezet voor afkickprogramma’s en initiatieven om verslaving te voorkomen. De procureur-generaal van New York benadrukte dat de Sackler-familie winst boven volksgezondheid stelde en een sleutelrol speelde in de crisis. Hoewel financiële compensatie het leed niet kan verzachten, biedt het nu wel de mogelijkheid om de impact van de epidemie aan te pakken.
De opiatencrisis in de VS
De opiatencrisis in de Verenigde Staten begon in de jaren negentig, toen farmaceutische bedrijven, waaronder Purdue Pharma, pijnstillers als OxyContin op de markt brachten en beweerden dat deze nauwelijks verslavend waren. Dit leidde tot massale voorschrijvingen en uiteindelijk tot een golf van verslavingen en overdoses.
Toen de overheid het gebruik van voorgeschreven opiaten begon te beperken, stapten veel verslaafden over op illegale alternatieven zoals heroïne en fentanyl, een synthetisch opiaat dat tientallen keren sterker is dan morfine. De crisis heeft geleid tot ingrijpende veranderingen in het Amerikaanse zorg- en rechtssysteem, met strengere regelgeving rondom pijnstillers en grootschalige rechtszaken tegen farmaceutische bedrijven en distributeurs.
De Sackler-familie en Purdue Pharma staan symbool voor deze crisis. Purdue introduceerde OxyContin in 1996 en promootte het agressief bij artsen, terwijl de verslavingsrisico’s werden gebagatelliseerd. Interne documenten en rechtszaken hebben aangetoond dat het bedrijf wist van de gevaren, maar desondanks de verkoop bleef stimuleren. De miljardenwinsten die Purdue hiermee maakte, vloeiden grotendeels naar de Sacklers, die hun vermogen veiligstelden in offshore-rekeningen en trusts.
Hoewel de schikking een belangrijk juridisch precedent schept, blijft er kritiek bestaan op het feit dat de Sackler-familie zelf niet strafrechtelijk wordt vervolgd en een deel van hun fortuin behoudt. Toch markeert de zaak een belangrijke stap in de aanpak van de opiatencrisis en de verantwoordelijkheid van farmaceutische bedrijven.