Drie mannen zijn in het Verenigd Koninkrijk veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de diefstal van een gouden toiletpot uit Blenheim Palace.
Het kunstwerk, met een geschatte waarde van 5,5 miljoen euro, verdween in 2019 tijdens een kunsttentoonstelling. De toiletpot, gemaakt van 18 karaat goud, is vermoedelijk in stukken gebroken en wordt waarschijnlijk nooit meer teruggevonden.
Roof in een oogwenk uitgevoerd
De diefstal vond plaats in de nacht van 14 september 2019. De toiletpot, een kunstwerk van de Italiaanse kunstenaar Maurizio Cattelan, was een publiekstrekker in Blenheim Palace, het geboortehuis van Winston Churchill. Het kunstwerk was volledig functioneel en mocht door bezoekers gebruikt worden. Toch kreeg het amper twee dagen de kans om zijn nut te bewijzen. De daders sloegen toe in de vroege ochtend en gingen er in rap tempo met de zware toiletpot vandoor. Omdat het kunstwerk aangesloten was op de waterleiding, veroorzaakte de roof bovendien aanzienlijke waterschade in het historische paleis.
Veroordelingen en vrijspraak
Na jaren van onderzoek wist de Britse politie meerdere verdachten op te sporen. De rechtbank bevond Michael Jones schuldig aan het voorbereiden van de roof. James Sheen, die eerder al schuld bekende, werd als hoofdverdachte aangewezen. Fred Doe werd veroordeeld voor het verhandelen van het goud. Een vierde verdachte, Bora Guccuk, werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Toiletpot voorgoed verdwenen
De gouden toiletpot is tot op heden niet teruggevonden. Het Openbaar Ministerie acht het zeer waarschijnlijk dat het kunstwerk in stukken is gesneden en omgesmolten, waardoor het voorgoed verloren is gegaan. Een tragisch einde voor een van de meest bizarre kunstwerken die het Verenigd Koninkrijk ooit heeft tentoongesteld.