Het Openbaar Ministerie (OM) gaat in hoger beroep in de zaak rond de kofferbakmoord op Ralf Meinema.
Op vrijdag 31 maart 2017 werd een Mercedes half in het water van het Stieltjeskanaal tussen Coevorden en Zandpol aangetroffen. De politie trof in de kofferbak het levenloze lichaam van de eigenaar van de auto, de 31-jarige Ralf Meinema uit Klazienaveen. Het was direct duidelijk dat hij door geweld om het leven is gekomen.
Na de vondst van het lichaam is er een onderzoek gestart door een Team Grootschalige Opsporing. Onderzoek naar de verkeersgegevens van het telefoonnummer van Meinema leidde naar de verdachte, een 43-jarige man uit Emmen. De verdachte maakte volgens de officier in zijn contacten met het slachtoffer gebruik van een prepaid-telefoon om te voorkomen dat het achteraf getraceerd zou worden.
Naast de telefoongegevens waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het levensdelict kan worden afgeleid, zijn er ook DNA-sporen van hem aangetroffen op de kleding van het slachtoffer. Het is volgens justitie aannemelijk dat de sporen tijdens de moord daar terecht zijn gekomen. Er is ook een bedreigde getuige in het onderzoek die uit de mond van verdachte zou hebben gehoord dat hij Ralf om het leven heeft gebracht.
De man heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij de kofferbakmoord. Over een motief is niets bekend, aangezien de verdachte zegt niet betrokken te zijn. Tegen de man is een gevangenisstraf van 18 jaar geëist voor het om het leven brengen van Ralf Meinema. De rechtbank heeft uitspraak gedaan en de verdachte vrijgesproken. Er zijn volgens de rechtbank ‘sterke aanwijzingen’ dat de man betrokken is bij de dood van Meinema, maar dat dat niet overtuigend bewezen kan worden. Het OM gaat nu in hoger beroep tegen de vrijspraak.