Foto ter illustratie. © Pexels / Pixabay

Strenge regels voor telefonisch contact met kinderen blijven gelden voor Ali G. in de EBI

De strenge regels voor telefonisch contact met de buitenwereld die gelden voor een gedetineerde in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught, blijven in stand. Dat heeft de voorzieningenrechter in Den Haag bepaald.

De gedetineerde, Ali G., is in september 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar en 10 maanden voor onder meer medeplegen van uitlokking van vijftien aanslagen. G. zit vast in de EBI in Vught. In december 2022 heeft de minister van Justitie en Veiligheid de huisregels in de EBI laten aanscherpen. Zo mogen EBI-gedetineerden van bepaalde categorieën alleen bellen met familieleden als die familieleden zich bevinden in een door de minister aangewezen politiebureau of penitentiaire inrichting (PI).

G. en zijn gezin vinden dat telefonisch contact door deze huisregel praktisch onmogelijk wordt gemaakt. De minister heeft slechts een tiental PI’s aangewezen, en geen politiebureaus, van waaruit telefonisch contact mogelijk is. Het gezin is aangewezen op het openbaar vervoer. Voor een gesprek van maximaal tien minuten zijn zij ongeveer twee uur onderweg, wat zich niet laat combineren met onder meer de schoolgang van de kinderen. G. en zijn gezin menen dat daardoor onder meer hun recht op family life wordt geschonden.

De Staat wijst op het maatschappelijk belang. De huisregel is volgens de Staat nodig om het voortzetten van crimineel handelen vanuit de EBI-detentie onmogelijk te maken. Verder vindt de Staat dat G. en zijn gezin met de vordering bij de voorzieningenrechter aan het verkeerde adres zijn. Er is een andere procedure aangewezen om zijn verzoek aan de orde te stellen. Dat is de procedure bij de beklag- en beroepscommissie (RSJ). Deze procedure is een rechtsgang met voldoende waarborgen waardoor een weg naar de kortgedingrechter is afgesloten.

De voorzieningenrechter verklaart de vordering van G. niet-ontvankelijk. Er is een andere procedure aangewezen om zijn verzoek aan de orde te stellen. Dat is de procedure bij de RSJ. Deze procedure is een rechtsgang met voldoende waarborgen waardoor een weg naar de kortgedingrechter is afgesloten.

De vordering van de gezinsleden is wel ontvankelijk, maar de rechter wijst deze af. De voorzieningenrechter moet zich in dit kort geding richten naar een beslissing van de RSJ. In februari had G. al gevraagd om schorsing van deze maatregel bij de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ. Die wees dit verzoek af. Toen is geoordeeld dat de regel naar voorlopig oordeel niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving.

Omdat de last voor de jonge kinderen wordt verlicht als zij naar hun vader kunnen bellen vanuit een politiebureau in de omgeving van hun woonplaats, geeft de voorzieningenrechter de minister in overweging om na te gaan of dit toch niet tot een verantwoorde mogelijkheid behoort.