Man krijgt 8 jaar cel voor doden partner in Zeewolde na vragen om 11.000 euro

De rechtbank Midden-Nederland heeft een 58-jarige man uit Voorst veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf voor het doden van zijn partner.

Hoewel de exacte toedracht van het overlijden niet volledig kon worden vastgesteld, oordeelt de rechtbank dat de man schuldig is aan doodslag.

Achtergrond van de Zaak

Op 21 november 2020 bevonden de verdachte en het slachtoffer, zijn partner, zich samen in hun woning in Zeewolde. Die middag ontving de verdachte een aangetekende brief van het slachtoffer, waarin zij hem verzocht om een geldbedrag van bijna €11.000,- te betalen. Daarnaast gaf zij aan de samenlevingsovereenkomst tussen hen te willen beëindigen. Kort na ontvangst van de brief hoorden de buren veel lawaai uit de woning.

Ongeveer een uur later belde de verdachte 112, waarna het slachtoffer onder aan de trap werd gevonden. Pogingen tot reanimatie mochten niet baten, en een half uur later werd vastgesteld dat het slachtoffer was overleden.

Onderzoek en Bewijsmateriaal

Een schouwarts concludeerde dat er sprake was van een niet-natuurlijk overlijden. De verdachte beweerde dat de vrouw van de trap was gevallen, maar volgens de patholoog waren de verwondingen niet in overeenstemming met een simpele val. Het letsel in de hals wees eerder op verwurging. De verklaring van de verdachte kwam bovendien niet overeen met andere onderzoeksbevindingen, zoals de geluiden die de buren hoorden.

De rechtbank stelde vast dat de verdachte voortdurend wisselend verklaarde over de doodsoorzaak, wat zijn geloofwaardigheid aantastte. Gezien de gespannen situatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en het feit dat hij de enige aanwezige in de woning was, oordeelde de rechtbank dat de man verantwoordelijk was voor de dood van zijn partner, mogelijk door verwurging, het duwen van de trap, of een combinatie van beide.

Strafoplegging

Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Hoewel het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van 11 jaar eiste, achtte de rechtbank dit niet in lijn met eerdere uitspraken. Bovendien werd rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn, waarin de verdachte binnen 15 maanden berecht had moeten worden.

De rechtbank achtte het misdrijf, dat plaatsvond binnen een relationele context, strafverzwarend. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar.